Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
Actiecode | Omschrijving |
---|---|
C | Create; creëren van nieuwe gegevens |
R | Read; lezen van gegevens door een gebruiker of proces |
U | Update; aanpassen van bestaande gegevens |
D | Delete; verwijderen of als verwijderd markeren van gegevens |
E | Execute; starten of stoppen van een proces, bijvoorbeeld een data transfer beginnen |
TOELICHTING Het tijdstip van de gebeurtenis wordt eenduidig vastgelegd en onafhankelijk van de actuele tijdzone waar het informatiesysteem of de gebruiker zich bevinden. Voor de tijd wordt gekozen het begin van de gebeurtenis.
Tijdstempelprecisie | Standaard | |
---|---|---|
Eigenschappen | ten minste jaar (JJJJ), maand (MM), en dag (DD);T; uur (uu), minuut (mm) en seconde (ss) | NEN-ISO 8601:2005 |
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
TOELICHTING Voor rapportages uit de logging en analyses is de aard van de gebeurtenis een belangrijk sorteer- en selectiecriterium. Door het toekennen van een code aan het soort gebeurtenis kunnen bijvoorbeeld reguliere acties direct worden onderscheiden van noodsituaties of gebeurtenissen die de logging zelf betreffen.
Positie | Waarde | Weergavenaam |
---|---|---|
1 | T/F | resultaat controle autorisatie |
2 | T/F | resultaat controle behandelrelatie |
3 | T/F | resultaat controle toestemming cliënt |
4 | T/F | resultaat controle noodknopgebruik |
TOELICHTING Hiermee wordt de gebeurtenis gebonden aan een bepaalde gebruiker. De gebruiker kan een persoon zijn, maar bijvoorbeeld ook een groep, een apparaat, een proces of een deeltaak.
TOELICHTING Indien gebruik wordt gemaakt van codes die verwijzen naar algemene lijsten die elders worden beheerd, behoort de verwijzing expliciet te worden meegenomen.
TOELICHTING Bij gekoppelde informatiesystemen wordt een gebruikersnaam waarmee een gebruiker op één systeem inlogt, soms achter de schermen omgezet naar de unieke gebruikers-ID voor een informatiedomein met andere systemen en/of applicaties (‘single sign-on’). Zekerheid over de identiteit van de gebruiker wordt geboden door het authenticatiesysteem dat als bron voor de logging dient.
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
TOELICHTING De rol van de gebruiker is in combinatie met het autorisatieprotocol bepalend voor het verlenen van toegang tot een patiëntdossier. ISO/TS 22600-1:2014 en NEN-EN-ISO 21298:2017 gelden hier als leidraad, maar eigen codestelsels binnen het informatiedomein mogen ook worden gebruikt. In beginsel is de functionele rol bepalend voor de toegangsverlening, maar de verwijzing naar het feitelijk toegepaste codestelsel laat ook andere keuzen en ontwikkeling daarin toe. Indien de gebruiker bij deze gebeurtenis gedelegeerde is van een verantwoordelijke, behoren de identiteit en de rol van de verantwoordelijke ook te worden vastgelegd.
Role-identifier | role_name | Description |
---|---|---|
01 | Subject of care | Recipient of care services, e.g. patient |
02 | Subject of care proxy | e.g. parent, guardian, carer, or other legal representative
NOTE Some jurisdictions may use different terms to describe this role (e.g. Subject of care proxy). |
03 | Personal healthcare professional | Healthcare professional with the closest relationship to the subject of care, often the subject of care’s GP |
04 | Privileged healthcare professional | Healthcare professional nominated by the subject of care OR Nominated by the healthcare facility of care (if there is a nomination by regulation, practice, etc. such as an emergency over-ride) |
05 | Directly involved healthcare professional | Healthcare professional involved in providing direct care to the subject of care |
06 | Indirectly involved healthcare professional | Healthcare professional indirectly involved in caring the subject of care (teaching, research, etc.) |
07 | Supporting healthcare party | Party supporting service provision to the subject of care |
TOELICHTING In het algemeen is de gebruiker ook de initiator. Een gebruiker kan echter ook passief bij een gebeurtenis zijn betrokken. Bij het opvragen van gegevens (‘pull’) is de gebruiker bijvoorbeeld de initiator, bij het ontvangen van een automatisch verzonden rapport (‘push’) is dat niet het geval.
TOELICHTING Dit veld is verplicht in het geval dat de gebruiker ook de initiator is.
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
TOELICHTING De rol van de verantwoordelijke gebruiker is een essentieel gegeven voor de toegang tot een patiëntdossier. Als leidraad gelden hier ISO/TS 22600-1:2006 en NEN-EN-ISO 21298:2017. In beginsel is de functionele rol bepalend voor de toegangsverlening, maar de verwijzing naar het feitelijk toegepaste codestelsel laat ook andere keuzen en ontwikkeling daarin toe. Zie tabel 3 die is opgenomen bij 7.3.4.
TOELICHTING Dit gegeven geeft aan hoe de identificatie van het toegangspunt is opgebouwd.
TOELICHTING In situaties waar toegangsbeperkingen gelden voor bepaalde verbindingen is de identificatie van het toegangspunt nodig om te kunnen vaststellen of de regels juist worden gevolgd.
— | Type toegangspunt | : | 1 |
identificatie toegangspunt | : | DSKTP12345; | |
— | Type toegangspunt | : | 2 |
identificatie toegangspunt | : | 10.145.240.60; | |
— | Type toegangspunt | : | 4 |
identificatie toegangspunt | : | jan.janssen@nen7513.nl. |
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
TOELICHTING Het aangeven van het identificatortype is nodig om de identificator van het object te kunnen interpreteren en om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende identificatoren die verwijzen naar eenzelfde betrokken object, bijvoorbeeld naar eenzelfde cliënt.
TOELICHTING De klasse van het betrokken object kan dienen voor rapporten uit de logging en analyses.
TOELICHTING Hiermee wordt een specifiek object geïdentificeerd, bijvoorbeeld een bepaalde cliënt of een afdelingsdossier.
TOELICHTING Dit veld kan bijvoorbeeld worden gebruikt in een rapport uit de logging of bij het zoeken daarin om gebeurtenissen te vinden die betrekking hebben op een bepaalde persoon, maar gelogd zijn met verschillende identificatoren (zoals dossiernummer, opnamenummer, patiëntnummer).
TOELICHTING Dit bepaalt de granulariteit van de logging. Naarmate over structuur en indeling van het patiëntdossier consensus groeit, kan meer worden gestandaardiseerd in de logging van details van het betrokken object.
TOELICHTING Het autorisatieprotocol is samen met de rol van de gebruiker bepalend voor de rechtmatigheid van de gelogde acties.
TOELICHTING Het behandelrelatieprotocol bepaalt of de gebruiker op basis van de behandelrelatie toegang mag krijgen tot de medische gegevens.
TOELICHTING Dit is verplicht indien het object patiëntgebonden is, bijvoorbeeld de cliënt, zijn dossier, resultaten, enz.
TOELICHTING Het toestemmingsprofiel bepaalt welke acties voor welke gebruikers door de cliënt zijn toegestaan.
TOELICHTING Als gevoelige gegevens kunnen bijvoorbeeld huiselijk geweld, HIV, psychiatrische aandoeningen, of gegevens over beroemdheden worden aangemerkt. Voorbeeld uit de DICOM specs voor dit veld: Denotes policy-defined sensitivity for the Participant Object ID such as VIP, HIV status, mental health status, or similar topics.’
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
TOELICHTING Voor rapportages uit de logging en analyses kan de categorie van het betrokken object een belangrijk sorteer- en selectiecriterium vormen.
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |
TOELICHTING Een laboratoriumuitslag zou bijvoorbeeld stadia kunnen doorlopen als ‘Verwacht’, ‘Onvolledig’, ‘Voorlopig’, ‘Geautoriseerd’, ‘Herzien’, ‘Afgehandeld’.
TOELICHTING Het analyseren van zoekvragen die tot de selectie van cliënten en het verzamelen en verstrekken van gegevens leiden, is van belang om te kunnen vaststellen of de gegevensontsluiting in overeenstemming met de regels verloopt.
TOELICHTING Met deze identificator wordt de gebeurtenis gekoppeld aan een bepaald bronsysteem. Dit veld kan worden gebruikt in analyses en rapporten vanuit de logging.
Attribuut | Waarde |
---|---|
CodeSystem | OID van het codestelsel |
CodeSystemName | De naam van het codestelsel |
DisplayName | Het tekstlabel van de code |
OriginalText | De oorspronkelijke tekst die is vertaald naar de code |